-
1 seksuele omgang
deGeschlechtsverkehr m -
2 rapport
rapport [raapor]〈m.〉1 verslag ⇒ rapport, verklaring3 verband ⇒ samenhang, verhouding, betrekking, gelijkenis, overeenkomst4 verhouding ⇒ verstandhouding, betrekking, relatie♦voorbeelden:quel rapport? • wat heeft dat er mee te maken?faire le rapport entre deux événements • verband leggen tussen twee gebeurtenissenje ne vois pas le rapport • ik zie het verband nietcela n'a aucun rapport avec • dat heeft niets te maken metdans le rapport de trois à un • in de verhouding van drie staat tot éénen rapport avec • in overeenstemming met, overeenkomstigêtre en rapport avec • samenhangen metpar rapport à • in vergelijking met, in verhouding tot, vergeleken metêtre sans rapport avec • in geen verband staan metsous le rapport de • wat betreftsous tous les rapports • in alle opzichtenrapports sexuels • seksuele omgangavoir des rapports tendus avec qn. • op gespannen voet staan met iemandavoir des rapports avec une femme • seksuele omgang hebben met een vrouwêtre en rapport avec qn. • met iemand in contact staanentrer, se mettre en rapport avec qn. • in contact treden met iemand→ maisonm1) verslag, rapport2) opbrengst3) verband, samenhang4) verhouding, betrekking5) vloedwater6) appel, verslag [leger] -
3 bestiality
n. beestachtigheid, bestialiteit[ bestie▪ælətie] 〈meervoud: bestialities〉1 beestachtigheid ⇒ laagheid, wreedheid -
4 sex
n. sex; sexuele verhouding; geslachtsex1[ seks] 〈 vaak attributief〉♦voorbeelden:¶ the second sex • de tweede sekse, de vrouw(en)♦voorbeelden:2 have sex with someone • met iemand naar bed gaan/vrijen————————sex2〈 werkwoord〉 -
5 amour
amour [aamoer]〈m., soms v.〉4 voorliefde (voor) ⇒ zucht, liefde♦voorbeelden:filer le parfait amour • dolgelukkig (met elkaar) zijnil est difficile de vivre d'amour et d'eau fraîche • van liefde rookt de schoorsteen nietpour l'amour de Dieu • in godsnaam, in vredesnaamfaire qc. pour l'amour de Dieu • iets belangeloos doenl'amour de, envers qn. • de liefde voor iemandson amour pour • zijn liefde voorla saison des amours • de paartijdfaire l'amour • vrijenpremières amours • jeugdliefdecomment vont tes amours? • hoe gaat het met de liefde?à vos amours! • proost!→ jeul'amour des voyages • de reislustm1) liefde3) toewijding5) geliefde, schat -
6 bestialité
bestialité [bestjaalietee]〈v.〉1 beestachtigheid ⇒ dierlijkheid, bruutheidf1) beestachtigheid, bruutheid2) bestialiteit [seks] -
7 avoir des rapports avec une femme
avoir des rapports avec une femmeDictionnaire français-néerlandais > avoir des rapports avec une femme
-
8 couchage
couchage [koesĵaazĵ]〈m.〉 -
9 pédophile
-
10 pédophilie
-
11 préconjugal
préconjugal [preekõzĵuugaal],préconjugaux [preekõzĵuugoo]♦voorbeelden: -
12 rapports sexuels
rapports sexuels -
13 relations préconjugales
relations préconjugales -
14 Geschlechtsverkehr
-
15 es mit jemandem treiben
es mit jemandem treiben -
16 treiben
treiben♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 sich treiben lassen • zich (willoos) door de stroom laten meevoeren; 〈 ook〉 zich laten gaan〈 figuurlijk〉 wohin werden die Dinge noch treiben? • hoe zullen de zaken zich ontwikkelen?der Saft trieb ins Holz • het sap schoot in het houtdie Hefe treibt • de gist rijstII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 doen aan, uitoefenen ⇒ (be)drijven, beoefenen♦voorbeelden:1 einen Kreisel treiben • een tol zwepen, aandrijvendas Wasser treibt das Rad • het water drijft het rad (aan)man muss ihn immer treiben! • je moet steeds achter hem aan zitten!〈 onpersoonlijk werkwoord〉 es treibt mich • ik (ge)voel de behoefte, ik voel me gedrevenwas mag ihn wohl treiben? • wat mag, zou hem toch bezielen?einen Reifen auf ein Fass treiben • een hoepel om een vat slaandie Wut wurde bis zur Siedehitze getrieben • de woede steeg tot het kookpuntetwas durch ein Sieb treiben • iets door een zeef haleneinen Nagel in die Wand treiben • een spijker in de muur drijven, slaandie Preise in die Höhe, nach oben treiben • de prijzen opdrijvendas trieb ihm den Zorn ins Gesicht • hij werd rood van kwaadheid (daardoor)das Vieh ins, zu Tal treiben • het vee naar het dal drijvenDemonstranten von der Straße treiben • demonstranten van de straat af-, verjagen, verdrijvenjemanden zur Arbeit treiben • iemand aan het werk zettenjemanden zur Eile treiben • iemand tot spoed aanzettenjemanden zur Verzweiflung treiben • iemand wanhopig maken2 Gymnastik treiben • (aan) gymnastiek doen, gymmenein Handwerk treiben • een ambacht uitoefenenLuxus treiben • in grote luxe levenSpionage treiben • aan spionage doen, spionerenSport treiben • aan sport doen, sportenein Studium treiben • een studie doen, studerenVorsorge treiben • voorzorgsmaatregelen treffen3 was treibst du den ganzen Tag? • wat doe jij zoal de hele dag?was treibt ihr (denn) hier? • wat voeren, spoken jullie hier uit?so darf, kann er es nicht mehr lange treiben • zo mag, kan hij niet lang meer blijven doorgaanes wüst treiben • woest tekeergaan, (lelijk, danig) huishoudenes schlimm, übel mit jemandem treiben • iemand slecht behandelen〈 informeel〉 es mit allerhand Männern treiben • zich met allerlei mannen afgeven, inlaten
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Немецкий
- Нидерландский